email
mariskakret.com
|
Professor at Leiden University
email
linkedin

NRC Column. Preutse mensen.

‘Getver, ze likt het op!’, zegt een jonge vrouw naast me. „Haha, gádverdamme!” lacht haar geliefde. Met van afschuw vertrokken gezichten kijken ze naar chimpansee Chura uit Dierenpark Amersfoort die ontspannen op haar rug ligt na te genieten van een potje seks met Wingu. Haar vinger strijkt over haar roze, opgezwollen vulva en verdwijnt vervolgens in haar mond. De kleine Malaika komt de boel van dichtbij inspecteren en volgt met haar vingertje het voorbeeld van haar moeder. Lekker zout. De andere chimpansees kijken er niet van op. Een nuchtere derde bezoeker richt zich tot de vrouw: „Als jij hem pijpt, dan krijg je toch ook gewoon sperma in je mond?” Het stel kijkt bedenkelijk maar de twijfel is gezaaid en we hebben een smakelijke discussie over wat vies is en wat niet.

Walging is geen fijne, maar wel een nuttige emotie, want hij beschermt ons tegen ziekte. We gruwelen dan ook voor tekenen van ziekte bij anderen zoals uitgevallen haren, bloed, pukkels, huidschilfers en snottebellen en deinzen terug voor poep, verrot eten, een straatpizza of een dode rat. Ook onze naaste verwanten, chimpansees en bonobo’s, hebben afkeer voor potentiële ziektebronnen. Als kind heb ik in het zwembad eens een pleister gevonden en in mijn mond gestopt. Mijn moeder gruwelt er nog steeds van. Kinderen hebben minder last van walging, wat misschien een evolutionair voordeel heeft omdat ze daardoor hun immuunsysteem beter kunnen opbouwen. Mijn collega Josh Tybur, hoogleraar aan de VU, weet alles over deze emotie, dus ik bel hem op om te vragen waar de heftige reacties op het gedrag van Chura en haar dochter vandaan komen.

Je zou zeggen, sperma is iets normaals en lijkt minder op de lichaamssecreties die ik eerder opsomde. Toch is dat niet helemaal waar, want in sperma kunnen ook ziektekiemen zitten. Daarnaast: het spul is slijmerig – net als pus, snot en verrot eten – en daar hebben we een natuurlijke afkeer voor. Josh zegt dat ik het moet zien als een balans van kosten en baten. „Misschien is het het risico van besmetting waard om seks te hebben met één of enkele personen, maar niet met heel veel. En zeker niet met een chimpansee”. Die laatste opmerking zet me verder aan het denken.

Mensen walgen opmerkelijk vaak van mensapen. De seksuele zwelling van de vrouwen vinden ze afstotelijk en als er een nummertje wordt gemaakt wordt er zenuwachtig gelachen. Ze maken zich een stuk minder druk om twee schildpadden die boven op elkaar zitten. Door de relatief grote gelijkenis tussen mensen en chimpansees wordt ons een spiegel voorgehouden. In plaats van Chura, een aantrekkelijke chimpansee, zien we een onaantrekkelijke naakte vrouw die aan zichzelf zit, de benen gespreid. Er is hier meer aan de hand dan ‘walging voor vieze dingen’ zoals sperma. Mensen kennen ten minste drie andere vormen van walging die zijn voortgekomen uit de primaire vorm van walging en die zijn waarschijnlijk allemaal deels van toepassing op de hierboven geschetste situatie.

Ten eerste, ‘morele walging’: we walgen van anderen die sociale normen en waarden aan hun laars lappen en veel conflicten in de wereld zijn gegrond in een overtuiging dat bepaalde mensen iets op een andere manier zouden moeten doen. Over zaken zoals abortus, homohuwelijk, monogamie of eten aannemen van vrouwen die menstrueren, om maar een paar willekeurige voorbeelden te noemen, wordt verschillend gedacht. Morele meningsverschillen drijven mensen binnen en tussen culturen uit elkaar en blokkeren in potentie vruchtbare samenwerkingen. Misschien hebben we onbewust de verwachting van chimpansees dat zij zich meer als nette mensen zouden moeten gedragen.

Ten tweede, ‘seksuele walging’. Onze alarmbellen gaan rinkelen bij stimuli die ‘poor mating quality’ signaleren. Mensen walgen over het algemeen van seksuele interacties waarvan de kans op gezond nageslacht klein of afwezig is zoals in het geval van seks met een familielid, een kind of met een individu van een andere diersoort.

Een derde vorm van walging is onze afkeer van alles wat ons eraan herinnert dat we dieren zijn. Onze afwijzing van onze dierlijke natuur heeft een beschermende functie. Door de hiërarchische scheiding tussen mens en dier in stand te houden distantiëren we ons van dieren en dierlijke eigenschappen. Omdat seks suggestief is wat onze dierlijke natuur betreft, kan seksueel gedrag walging opwekken en de imaginaire grens tussen mens en dier vertroebelen.

Juist omdat we onszelf zien als we naar een chimpansee kijken, vallen ons de verschillen op tussen wat voor chimpansees normaal is en voor ons niet. Dat laatste keuren we af. Het is oneerlijk om een ander dier te beoordelen op hoe moreel zijn gedrag is voor een mens. Seks en alles wat daar bij hoort is normaal, ook al doen andere dieren het anders dan wij. Het onbekommerd oplikken van sperma en het tonen van de seksuele zwelling is misschien confronterend, maar het doet ons geen kwaad. Misschien vinden chimpansees ons wel walgelijk preuts. Als je met een open blik probeert te kijken naar dingen waar je in eerste instantie van walgt, zoals zo’n zwelling, dan kun je leren je daar overheen te zetten. Na een tijdje gaat de walging ervan af en zie je opeens de schoonheid.

Mariska Kret is hoogleraar bij Cognitieve Psychologie aan de Universiteit Leiden. Ze is hoofd van het Comparative Psychology and Affective Neuroscience (CoPAN) lab. Op haar website www.mariskakret.com staan de bronnen vermeld en is meer te lezen over dit onderwerp.

Referenties

Carnes, P. J. (1998). The case for sexual anorexia: An interim report on 144 patients with sexual disorders. Sexual Addiction & Compulsivity: The Journal of Treatment and Prevention5(4), 293-309.

Koukounas, E., & McCabe, M. (1997). Sexual and emotional variables influencing sexual response to erotica. Behaviour research and therapy35(3), 221-230.

Rozin, Paul, Jonathan Haidt, and Clark R. McCauley. “Disgust: The body and soul emotion.” Handbook of cognition and emotion 429 (1999): 445.

Tybur, J. M., Lieberman, D., Kurzban, R., & DeScioli, P. (2013). Disgust: evolved function and structure. Psychological review, 120(1), 65-84.

Tybur, J. M., & Lieberman, D. (2016). Human pathogen avoidance adaptations. Current Opinion in Psychology, 7, 6-11.

Tonko Zijlstra, bedankt voor het meelezen en je feedback!

Latest news
Latest blog